De opkomst van kunstmatige intelligentie vormt een existentiële bedreiging voor de menselijke expressie. Terwijl algoritmen de totaliteit van online-inhoud consumeren en opnieuw uitbraken, loopt de unieke, rommelige en diep persoonlijke aard van het menselijk denken het risico te worden gehomogeniseerd tot een saaie, voorspelbare imitatie. In deze context komt het bescheiden dagboek – een fysiek boek vol met handgeschreven gedachten – niet naar voren als een vreemd relikwie, maar als een cruciale daad van verzet.
De commodificatie van de menselijke ervaring
AI-modellen leren door gegevens te verzamelen, inclusief de creatieve output van schrijvers en kunstenaars, vaak zonder toestemming. Dit proces maakt van individuele expressie een handelsartikel en reduceert de nuance van de menselijke ervaring tot statistische patronen. Het internet, ooit een ruimte voor gratis uitwisseling, wordt een oefenterrein voor machines die kunnen nabootsen, maar nooit echt voelen.
Daarom is de lichamelijkheid van een dagboek belangrijk. Het vertegenwoordigt een opzettelijke terugtrekking uit de digitale wereld, een weigering om bij te dragen aan juist de systemen die de individualiteit proberen uit te wissen. Een handgeschreven dagboek is een fort tegen algoritmische toe-eigening. Het kan niet worden geschraapt, geïndexeerd of gerepliceerd zonder fysieke tussenkomst.
De kortstondige aard van het ware denken
Het woord ‘dagboek’ komt van het Griekse efemeride, dat iets vluchtigs en vergankelijks betekent. Dit is de essentie van zijn kracht. In tegenstelling tot door AI gegenereerde tekst, die is ontworpen voor duurzaamheid en schaal, legt een dagboek de kortstondige aard van het leven vast: een voorbijgaande gedachte, een vergeten emotie, een halfgevormd idee.
Een chatbot kan gedachten simuleren, maar hij kan de tederheid van menselijke zintuigen niet ervaren. Het kan de wereld niet waarnemen door feilbare, subjectieve ogen. Een dagboek is de plek waar we uitdrukken wat we werkelijk denken, een privéarchief van herinneringen en gevoelens dat onafhankelijk van algoritmisch onderzoek bestaat.
De kracht van privé-expressie
Neem het voorbeeld van een weggegooid dagboek gevonden in een opslagruimte in New York. De pagina’s, gevuld met rauwe, ongefilterde gedachten, onthulden een schrijver die opzettelijk het idee van een publiek verwierp. Het doel was niet de publicatie, maar de daad van het denken zelf – het oproepen van een ‘denkbeeldige gemeenschap van lezers en filosofen’ door de pure kracht van privé-expressie.
Dit is het radicale potentieel van het dagboek. Het is een ruimte voor ongefilterd zelfonderzoek, vrij van de beperkingen van optimalisatie of validatie. De schrijver beschreef het hanteren van een pen als een ‘toverstok’, waardoor een ‘verovering naar meer kennis’ werd ontgrendeld. Dit gaat niet alleen over het opnemen van evenementen; het gaat over het cultiveren van een geest die zich niet laat vormen door externe krachten.
In een tijdperk waarin alles data is, is het dagboek een bewijs van de waarde van wat niet kan worden gekwantificeerd. Het herinnert ons eraan dat het menselijk denken, in zijn rommelige, subjectieve glorie, de moeite waard is om behouden te blijven – handgeschreven pagina per keer.
De toekomst van de menselijke stem kan afhangen van onze bereidheid om ons los te koppelen van de machine en opnieuw verbinding te maken met onszelf, door middel van de eenvoudige, uitdagende handeling van het schrijven.
